Het merendeel van de Nederlanders (65%) maakt zich zorgen om de opwarming van de aarde. Om hier iets aan te doen kijken burgers vooral naar de overheid en het bedrijfsleven. Nederlanders willen – per saldo – dat de overheid meer doet om klimaatverandering tegen te gaan.
Aan hun eigen (niet zo duurzame) gedrag lijken ze – ondanks goede intenties – weinig te willen of kunnen veranderen. Ondertussen neemt de scepsis over klimaatmaatregelen toe.
Dit blijkt uit onderzoek van I&O Research in opdracht van Binnenlands Bestuur.
Overheid aan zet volgens burger
Om klimaatverandering tegen te gaan lijkt de burger sterk op de overheid en het bedrijfsleven te wachten. Het meeste effect verwacht men van een overheid die duurzamer productie bij bedrijven afdwingt (62% verwacht daar veel van) en van technologische ontwikkelingen bij diezelfde bedrijven (63%). Zes op de tien Nederlanders (59%) zijn het eens met de stelling ‘Zolang grote bedrijven hun CO2-uitstoot niet terugdringen, maken mijn acties niet uit’.
De overtuiging dat ook een ‘gedragsverandering van mensen’ verschil kan maken, is aanzienlijk kleiner (42% verwacht daar veel van) en het minste heil ziet men in een overheid die duurzamer gedrag bij burgers afdwingt (33%).
Van degenen die een beeld hebben van het klimaatbeleid van de verschillende overheden – wat vooral voor gemeenten en provincies heel beperkt is – vindt per saldo een groter deel dat dit beleid niet ambitieus genoeg is (de overheid moet meer doen), dan dat het beleid te ambitieus is (mag een tandje minder).
Echter, meer dan de helft (53%) van de Nederlanders zegt niets te horen van zijn gemeente over wat hij zou kunnen of moeten doen om klimaatverandering tegen te gaan, terwijl ruim een derde (37%) zich best duurzamer zou willen gedragen als de overheid hem meer informatie zou geven.
Wat doet welke burger zelf?
Burgers kijken dus in sterke mate naar de overheid als het gaat om het tegengaan van klimaatverandering. Maar wat doen zij zelf? Op basis van cijfers van Milieu Centraal en CE Delft zijn we gekomen tot een relatieve verdeling van de CO2-uitstoot naar domein, waarbij wonen en energie, voedsel en spullen (apparaten) elk circa een kwart uitmaken, vervoer een vijfde deel en kleding 3 procent.
Al met al stoten mensen met een bovenmodaal inkomen, mannen, VVD- en CDA-stemmers, huizenbezitters en hoger opgeleiden het meest CO2 uit.
Hoe hoger het inkomen, hoe meer CO2-uitstoot
Over alle domeinen zien we een beeld waarin burgers meer klimaatonvriendelijk gedrag vertonen naarmate ze een hoger inkomen hebben. Mensen met een hoger inkomen wonen groter en hebben de hoogste energierekening; ze rijden beduidend vaker met de auto, rijden in de zwaardere automodellen en reizen het vaakst en het verst met het vliegtuig. Ze eten meer vlees dan mensen met een modaal of beneden modaal inkomen.
In hun opvattingen wijken mensen met een bovenmodaal inkomen weinig af van de lagere inkomens: ze maken zich even veel zorgen om klimaatverandering en net als gemiddeld ziet de helft van de bovenmodalen “het somber in voor toekomstige generaties als ik denk aan het klimaat”. Maar hogere inkomens compenseren ongeveer net zo zelden CO2 als gemiddeld (5% doet dat altijd, 11% soms), voelen zich net zo min schuldig vanwege dat vlieggedrag (14%) en zijn net zo weinig als gemiddeld van plan minder vlees te gaan eten (29%). Al met al is hun CO2-score beduidend hoger dan van mensen met lagere inkomens. Het lijkt er simpelweg op dat als mensen meer te besteden hebben ze dat ook doen, wat tot meer CO2-uitstoot leidt.
De meeste bovenmodalen verschuilen zich niet achter de kosten: slechts een kwart (24%) van de hogere inkomens is het eens met de stelling “Ik kan het me financieel niet veroorloven om duurzamer te leven”. Onder lagere inkomens is dat 55 procent.
Opleiding: hoger opgeleiden denken duurzaam, maar gedragen zich er minder naar
De relatie tussen opleiding en (niet-)duurzaam gedrag is iets minder sterk dan die voor inkomen, maar ook hier zien we: hoe hoger de opleiding, hoe meer CO2-uitstoot. Bij hoger opgeleiden zien we juist een sterkere relatie met duurzame opvattingen: ze zien het beduidend somberder in voor volgende generaties (55% versus 40% onder lager opgeleiden) en ze praten beduidend vaker over klimaatverandering en wat ze daar zelf aan kunnen doen (41% versus 24%). Ook stemmen hoger opgeleiden vaker op duurzame partijen GroenLinks of de Partij voor de Dieren dan lager opgeleiden (25% versus 6%).
Desalniettemin stoten hoger opgeleiden – met name via de categorieën vervoer en voedsel – beduidend meer CO2 uit dan lager opgeleiden. Hoger opgeleiden vliegen vaker en verder (9,2 vlieguren per jaar versus 2,4), waar ze zich vaker schuldig over voelen (21% versus 10%) en ze vinden vaker dat het Europese vliegticket in prijs mag worden verdubbeld (41% versus 29%). Maar ze betalen nauwelijks meer CO2-compensatie dan lager opgeleiden (15% altijd of soms versus 10%).
Ze zijn vaker van plan minder vlees te gaan eten (36%) dan lager opgeleiden (23%), ze noemen zichzelf ook vaker flexitariër (49%) of vegetariër (6%) dan lager opgeleiden (40% en 2%). Maar uitgedrukt in grammen eten ze ongeveer even veel vlees als gemiddeld. Ze maken meer kilometers met de auto dan lager opgeleiden (14.000 versus 9.000) en checken de spanning van hun banden minder vaak (35% versus 45%). Wel vinden ze iets vaker dan gemiddeld dat de maximumsnelheid van 130 naar 120 kilometer per uur mag (58% versus 48%).
Mannen stoten meer CO2 uit dan vrouwen
Mannen veroorzaken duidelijk meer CO2-uitstoot dan vrouwen. Met uitzondering van ‘spullen’ is hun gedrag op alle fronten minder duurzaam. Ze eten 1,5 keer meer vlees (684 gram per week) dan vrouwen (450 gram), maken 1,5 keer zoveel vlieguren en rijden 1,5 keer zoveel met auto, in beduidend zwaardere (en dus vervuilender) automodellen dan vrouwen.
Mannen maken zich ook zorgen om het klimaat, al is dat iets minder dan vrouwen. Maar mannen (56%) vinden het nog vaker dan vrouwen (43%) “belachelijk dat we in Nederland proberen voorop te lopen met van het gas af”. Mannen voelen zich ook niet erg schuldig als ze in het vliegtuig stappen (mannen: 12%, vrouwen 14%), zijn minder dan vrouwen van plan minder vlees te gaan eten (23% versus 31%) en willen ook minder dan vrouwen dat de maximumsnelheid naar 120 of 100 kilometer per uur gaat.
Meer CO2-uitstoot naarmate men ouder is, maar jongeren kunnen ook nog veel duurzamer leven
Jongeren hebben zich de afgelopen maand flink geroerd op het klimaatfront. Scholieren organiseerden een klimaatstaking en demonstreerden in Den Haag en een nieuwe demonstratie is aanstaande. Jongeren (18-24 jaar) maken zich meer (71%) dan gemiddeld (65%) zorgen om het klimaat. Met de stelling “Ik zie het somber in voor toekomstige generaties als ik denk aan het klimaat” is maar liefst 62 procent van de jongeren het eens. Nederlanders van 35 jaar of ouder zijn het daar minder vaak mee eens.
Naarmate de leeftijd toeneemt, neemt ook de CO2-uitstoot toe. Dit hangt vooral samen met de apparaten die men verwerft als men ouder (en rijker) wordt, de auto die men zich op zeker moment kan veroorloven, de grotere woning en de daaraan gekoppelde (hogere) energierekening. Na het 50ste levensjaar neemt de CO2-uitstoot op het gebied van vervoer en voedsel weer af.
Echter, ook jongeren kunnen hun eigen gedrag nog flink verduurzamen. Ze verbruiken boven gemiddeld veel op drie fronten: het vliegtuig, voedsel en de douche. Vooral de groep 25-34 jaar vliegt veel en ver, gevolgd door 18-24- en 35-49-jarigen. De jongsten (18-24-jarigen) eten het meest vlees en douchen het langst (10 minuten per keer). Langdouchers – met name jongeren – staan zolang onder de warme kraan omdat ze niet alleen hun lichaam of haar wassen, maar er staan te zingen, dagdromen, tandenpoetsen of hun gezicht, benen of lichaam scheren.
VVD-, CDA- en D66-kiezers meeste uitstoot; PvdD en GroenLinks-kiezers laagste uitstoot
Grofweg kunnen we stellen dat kiezers van rechtse partijen meer CO2 uitstoten dan kiezers van linkse partijen. De VVD-kiezer scoort de meeste CO2-punten (1132) en de PvdD- en GroenLinks-kiezer het minst (868 en 885). Opvallend is de positie van de D66-kiezer, een kiezer die over het algemeen duurzame opvattingen heeft, maar op de meeste fronten boven gemiddeld veel CO2-punten scoort. Het meest geldt dat voor zijn mobiliteit. Hij vliegt het vaakst (1,1 keer per jaar, tegen 0,8 keer gemiddeld) en – op de VVD kiezer na – ook het verst (7 vlieguren per jaar). Iets meer dan gemiddeld (21%) voelt hij zich daar schuldig over. Relatief vaak vindt hij dat de prijs van het vliegticket verdubbeld mag worden (47% m.b.t. vluchten binnen Europa, 36% intercontinentaal). Een op vijf (21%) D66-kiezers boekt CO2-compensatie, tegen 12% gemiddeld). Ook qua autokilometers behoort de D66-kiezer tot de meest vervuilende: met 12.600 kilometer per jaar zit hij net achter de CDA-kiezer, maar ruim achter de VVD-kiezer.
Twee derde heeft zorgen om het klimaat; maar scepsis neemt toe
Sinds het najaar van 2015 tot eind vorig jaar zijn de zorgen om de uitstoot van broeikasgassen toegenomen, maar de laatste maand zien we daarin een forse afname. Eind 2015 maakte 70 procent zich zorgen om de klimaatverandering, eind 2017 was dat opgelopen naar 80 procent en eind december/begin januari 2019 was het 78 procent. Anderhalve maand later – eind februari – is dat nog 65 procent.
Iets minder dan de helft van de Nederlanders (48%) vindt dat het kabinet-Rutte meer zou moeten doen om de uitstoot van broeikasgassen tegen te gaan, een op vijf vindt dat het kabinet juist minder moet doen. Ook hier zien we een forse verandering ten opzichte van eerdere metingen: het aandeel dat vindt dat het kabinet meer moet doen, daalde van 66 naar 48 procent. Het aandeel dat vindt dat het kabinet juist minder zou moeten doen stijgt: van 7 procent eind 2015 naar 19 procent. Per saldo wil een meerderheid dus dat er meer gebeurt, maar de scepsis omtrent het klimaat neemt toe.
Ook bij duurzamer maken van de woning wacht men op de overheid
Ruim vier op de tien Nederlanders (42%) deden de afgelopen vijf jaar zelf iets om hun huis duurzamer te maken. Men liet zonnepanelen/zonneboilers plaatsen (13%), dubbel of HR-glas (13%), een andere verwarmingsketel (12%), spouwmuren isoleren, vloerisolatie of het dak isoleren (allen 7%).
Bijna alle Nederlanders weten min of meer dat het kabinet heeft besloten dat Nederland van het gas af gaat. Zeven op de tien zouden graag informatie ontvangen over wat dat voor hun persoonlijke situatie betekent, vooral van gemeente of Rijk. Nog geen kwart (23%) van de Nederlanders zegt hier nu enige informatie over te hebben ontvangen.
Om echt in actie te komen wacht men echter ook op de overheid. Uit zichzelf gaat maar een heel klein deel over tot duurzame aanpassingen aan de woning. Met betrekking tot – bijvoorbeeld – het aanschaffen van een warmtepomp zegt 45 procent ‘Ik wacht af tot ik iets van de overheid hoor’, met betrekking tot zonnepanelen is dat 26 procent.
Kosten spelen hierbij een belangrijke rol. Uit een experiment met betrekking tot de warmtepomp, blijkt dat als de overheid 15 procent of 50 procent van de investering op zich neemt, respectievelijk 5 en 10 procent van plan is binnen een of twee jaar tot aanschaf van een warmtepomp over te gaan. Pas als de overheid alle kosten op zich neemt, zien we de aanschafintentie toenemen: naar 36 procent.
Onderzoeksverantwoording
I&O Research voerde dit onderzoek uit in opdracht van Binnenlands Bestuur. In de uitnodiging en in de vraagstelling is aangeven dat Binnenlands Bestuur de opdrachtgever was en begin maart 2019 over het onderzoek zou publiceren.
Het onderwerp van de uitnodigingsmail was “onderzoek huis, energie, reizen en voeding” en de uitnodigingstekst: “Dit onderzoek gaat over het dagelijkse gedrag van Nederlanders met betrekking tot energie, huis, reizen en voeding. Wat doet u en hoe denkt u hier over? En wat is de rol van de overheid hierbij?” Er is dus bewust niet gerefereerd aan klimaat of CO2-uitstoot om een selectie-effect te vermijden.
Steekproef en weging
Aan het onderzoek werkten 2.572 Nederlanders van 18 jaar en ouder mee. Het onderzoek is grotendeels online uitgevoerd in het I&O Research Panel. Een klein deel (n = 94) van de steekproef (4%) is betrokken via PanelClix. Het veldwerk liep van vrijdag 8 tot en met maandag 11 februari 2019.
De onderzoeksresultaten zijn na herweging op geslacht, leeftijd, huishoudgrootte, opleidingsniveau, regio en stemgedrag bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2017 representatief voor de Nederlandse bevolking van 18 jaar en ouder op deze achtergrondkenmerken.
Gerapporteerd gedrag
Respondenten is gevraagd gedrag en hoeveelheden te schatten (aantal grammen vlees, aantal minuten douchen, aantal kilometer met de auto, aantal uren met het vliegtuig, etc.) of op te zoeken (energierekening, energielabel van de woning), waarbij vanzelfsprekend meestal niet het exacte aantal bekend is en gegeven wordt. Bij al deze cijfers is in het rapport steeds een alternatief cijfer gegeven op basis van een betrouwbare, externe bron. Over het algemeen liggen de cijfers uit dit onderzoek en die uit de externe bronnen redelijk dicht bij elkaar of de gemiddelden in dit onderzoek liggen daar iets onder (wat erop kan duiden dat mensen onderschatten hoelang of hoeveel ze iets doen). Voor dit onderzoek is het vooral interessant hoe bevolkingsgroepen van elkaar verschillen en niet per se de exacte, absolute score.
CO2-uitstoot in punten
In dit onderzoek wordt – middels de antwoorden op ruim twintig vragen – gedrag van burgers gekoppeld aan CO2-uitstoot; gedragingen inzake vijf domeinen (huis en energie, mobiliteit, voedsel, apparaten en kleding), waarbij aan de gemiddelde Nederlander duizend CO2-punten zijn toegekend.
De toekenning van de CO2-punten is gebaseerd op cijfers van Milieu Centraal en CE Delft, zoals weergegeven in hoofdstuk 9, tabel 9.1. Hiervoor is een aantal keuzes gemaakt die – weliswaar gebaseerd zijn op harde cijfers – maar ten dele arbitrair zijn. Zo komen sommige vervuilende activiteiten niet voor in het onderzoek. Per activiteit die wel in het onderzoek voorkomt, is een puntenaantal gekozen dat gebaseerd is op de absolute uitstoot van de gemiddelde Nederlander en gecorrigeerd met ‘compenserend gedrag’ (bijvoorbeeld: huishoudgrootte, rijden in een zware of lichtere auto, CO2-compensatie boeken, groene energie afnemen, zuinige apparaten kopen, producten uit de regio kopen), maar hierover is altijd discussie mogelijk. We nodigen critici van deze methode van harte uit mee te denken, zodat we bij een volgende meting nog beter kunnen vaststellen hoe gedrag en CO2-uitstoot aan elkaar gerelateerd zijn.
Bron: Persbericht I&O Research, 7 maart 2019