Sinds de start van de coronacrisis is er ontzettend veel geschreven over jongeren. In de berichtgeving werden zij voortdurend geplaatst in twee negatieve frames, waar ik mij mateloos aan heb geërgerd: jongeren neergezet als dader in, of juist slachtoffer van de coronacrisis. Terwijl zorgverleners overuren draaiden, vulden alle jongeren zogenaamd op mooie dagen de parken en kraakten de avondklok. En tegelijkertijd waren andere jongeren juist ontzettend zielig, depressief en een ‘vergeten groep’. Achterstanden in het onderwijs, burn-outs, onhoudbare thuissituaties, verliezen van werk. Slachtoffer of dader, ze waren volgens de media een van de grootste verspreiders van het virus. Hoe dan ook, jongeren werden, zoals bij veel zogeheten doelgroepen gebeurt, neergezet en geobjectiveerd als een homogene groep die beïnvloed moest worden. Ook zonder corona zie je dat bedrijven in hun communicatie aan willen sluiten bij jongeren door straattaal te gebruiken of door ouders weg te zetten als lastig en bemoeizuchtig. Bij de overheid zie je dat er allerlei beleid wordt verzonnen dat gericht is op jongeren, maar komt men er vaak achter dat dat beleid in de praktijk helemaal niet goed uitpakt.
Hoewel het lijkt of jongeren nu ineens veel meer problemen hebben, vergroot de coronacrisis vooral uit wat al jaren aan de gang is: de systematische problematiek waar zij dagelijks mee dealen. Denk aan de muurvaste woningmarkt, het leenstelsel in het onderwijs, prestatiedruk, onze verslechterde fysieke en mentale gezondheid en groeiende eenzaamheid, terwijl we steeds meer connected zijn. Wie denkt dat deze problemen na de heropening van Nederland zullen vervagen en verminderen, zal ik moeten teleurstellen. Aankomende jaren zal de overheid veel extra geld uitgeven aan ons, maar de symptoombestrijding met een miljoentje hier en daar zal weinig uitmaken, als het échte probleem niet getackeld wordt: jongeren voelen zich niet (h)erkend, onvoldoende gehoord, gezien en meegenomen in de wet- en regelgeving, en producten en diensten die hun dagelijks leven en hun toekomst beïnvloeden.
Hoe menselijk en mooi zou het zijn als de overheid en bedrijven hadden gezegd, ‘We zien je, en steunen je, en we hebben iets fijns voor je’? Een korting op je telefoonabonnement, of in de weekenden gratis toegang bij culturele instellingen, of een klein geldbedrag om zelf te besteden? Die erkenning zou een grote stap in de goede richting zijn, maar dat is nog steeds niet genoeg.
‘Het objectificeren en 'voor een ander denken' is nog steeds gemeengoed'
Het objectificeren en ‘voor een ander denken’, ontwerpen en besluiten, zonder de groep waar het over gaat zelf verantwoordelijkheid en medezeggenschap te geven, is nog steeds gemeengoed. Dit komt sterk naar voren in de gesprekken die ik in de afgelopen tijd met verschillende Gen-Z’ers heb gehouden. Zo sprak ik in de najaarslockdown van 2020 een studente Econometrie aan de Erasmus Universiteit te Rotterdam.
‘Ik ben het voorbeeld van een perfect product van onze samenleving. Ik had als kind geen gedragsproblemen, ik deed twee gymnasiumjaren in een jaar, ik deed aan sport en had genoeg vrienden. Ik ben nu een universitair student, maar heb mij nog nooit zo nutteloos gevoeld. Het frustreert mij dat ik niets kan bijdragen aan de huidige situatie en dat de dingen die ik onderwezen krijg waardeloos lijken te zijn als de wereld in brand staat. Als Hugo de Jonge universiteiten had gevraagd om hem te helpen met medische, economische, en distributievraagstukken, hadden honderden studenten dat met beide handen aangepakt. Wie weet wat voor doeltreffende oplossingen er dan waren ontstaan!’
Je kunt jongeren nog zo goed onderzoeken en nog zo veel data over ons vergaren, om ons écht te begrijpen, moet je ons als captain aan boord laten en de koers mede in onze handen leggen. Overheid en bedrijven, creëer niet voor ons, maar co-creëer met ons. Dat is de enige manier om een duurzame doorbraak te realiseren!