Nepnieuws: De feiten spreken! Maar voor wie?

Door Jan Roekens | 25-09-2018

Ze roepen al heel lang dat je niet alles moet geloven wat je leest, maar het fake news- fenomeen geeft dat advies een nieuwe dimensie. Cijfers worden vaak misbruikt om het kromme recht te praten. Maar kunnen keiharde data de nepberichten ook bestrijden?


Tekst Robert Heeg, Illustratie Ricky Booms

Eind vorig jaar bestempelde minister Ollongren de verspreiding van nepnieuws tot gevaar voor Nederland. De Russische inlichtingendiensten zouden zo volgens haar de democratie willen ontregelen. Ook in de VS kregen de Russen de schuld van valse berichtgeving, met name rond de door Trump gewonnen presidentsverkiezingen. De Brexit-campagne zou eveneens gevoed zijn door nepberichten en feitenverdraaiingen. Die tendentieuze verhalen zouden vooral worden rondgestrooid op sociale media. Waar of niet, sindsdien zeggen Facebook, Google en Twitter, de grootste social nieuwsbronnen, de verspreiding van ‘fake news’ stevig aan te pakken.

Knuppels

Het is te makkelijk om alleen naar social media te wijzen, ook de ‘serieuze’ media vormen een bron van foute berichten. Een deel daarvan is afkomstig van onbetrouwbare persberichten vol ‘opvallende’ cijfers die klakkeloos worden overgenomen. PR-bureaus weten dat onderzoeksresultaten makkelijk worden geciteerd in de media, al was het alleen maar omdat overal op redacties wordt bezuinigd.

Desgevraagd keurt Freek Janssen, hoofd content EMEA bij bureau Lewis, zulke praktijken ondubbelzinnig af. ‘Dat je vooral de resultaten uit een onderzoek gebruikt die je kernboodschap ondersteunen is tot daar en toe, maar als je cijfers bewust gaat verdraaien dan ga je natuurlijk te ver. Dat dit wel voorkomt in de praktijk is niet uit te sluiten.’ Wel vindt hij dat de verantwoordelijkheid deels bij journalisten ligt. ‘We merken ook dat journalisten minder vaak dan vroeger de onderzoekscijfers opvragen om te controleren of het eigenlijk wel klopt wat er in het persbericht staat. Dat praat nog niet goed dat je resultaten gaat manipuleren, maar het is er wel een gevolg van. Als je ermee weg komt, dan zijn er altijd knuppels die daar misbruik van maken.’

Waarheidsalgoritmes

Facebook, een van de grootste zondebokken in het Amerikaanse verkiezingsschandaal, stelde gebruikers in staat om verdacht nieuws te markeren als ‘nep’. Hoe meer lezers dat doen, hoe minder het voorkomt in de nieuwsfeeds van mensen. Die methode kan natuurlijk ook weer gemanipuleerd worden, met juist het tegenovergestelde effect tot gevolg. Daarom zijn er allerlei nieuwe tools ontwikkeld, zoals CrowdTangle dat een vroege detectie faciliteert en social content monitort, of Spike, dat ‘breaking news’ en virale gebeurtenissen spot. Verder is er Meedan’s Check, een collaboratief verifictieplatform, en Google kwam met Google Trends, dat de populairste zoekopdrachten bijhoudt. De EU investeerde ondertussen in Pheme, technologie die online en user-generated-content op waarheid moet toetsen. Pheme doet dat met een combinatie van taalverwerking, tekstmining, internetwetenschap, analyse van sociale netwerken en informatievisualisatie.

Het doel is om waarheidsalgoritmes als open source-materiaal te delen, zodat iedereen er voordeel van heeft. Zulke algoritmes kunnen dan worden ingezet in sociale netwerken, zoekmachines of emailsyste-men om geruchten, leugens en desinformatie te detecteren. Dat is de enige manier om nepnieuws doeltreffend te bestrijden, vindt Jason Burns van IBM Ireland. Eerder dit jaar noemde hij geautomatiseerde big data-analyse hét middel tegen nepnieuws. ‘Handmatig kun je zoiets nooit klaarspelen. Alleen via automatisering en data-analysetools kun je al die informatie verwerken en erachter komen waar het allemaal vandaan komt. Maar het bouwen van zulke modellen kan heel lang duren. Het lijkt erg op fraudeanalyse, maar dan op een gigantische schaal.’ Tot die tijd kunnen journalisten, maar ook consumenten, alvast zelf feiten checken op snopes.com, politifact.com en fact-check.org, sites die politieke vooroordelen en interpretatie loskoppelen van de feiten. In Nederland is er TrusttheSource, een Groningse startup die een online factchecking-tool voor journalisten ontwikkelde.

Opwarming 

Anthony Carminati, datawetenschapper bij Pandera Labs, vindt het eigenlijk een schande dat zulke tools überhaupt nodig zijn. Op de site Towards Data Science zegt hij: ‘Is dat omdat reporters bewust informatie verzinnen en liegen tegen hun publiek? Of verdraaien ze misschien de harde feiten net genoeg, zodat die beter in hun verhaal passen?’ Hij noemt de opwarming van de aarde als voorbeeld van meest beladen feitenverdraaiingen. Het conservatieve Amerikaanse blad National Review publiceerde op Twitter een grafiek dietussen 1880 en 2015 nauwelijks temperatuurverschil laat zien. Een onduidelijke grafiek met een wat vreemd geplaatste y-as. Een NASA-grafiek me een strakkere verticale as laat daarentegen een duidelijk stijgende temperatuur zien.

Carminati nuanceert de nepnieuws-discussie door te stellen dat veel gepresenteerde cijfers niet noodzakelijk leugens zijn, maar waarheden gefilted door de lens van de aanbieder. ‘Data is data, maar de waarheid is het resultaat van onze interpretatie van die data. En dus is het mogelijk om meerdere geldige versies van de waarheid te hebben, allemaal gebaseerd op dezelfde feitenreeks.’ Dat beaamt Burns bij IBM. ‘We kunnen mensen er nooit van weerhouden zich vrij uit te drukken. Wat voor jou nep is, is dat misschien niet voor een ander.’ «

Hoezo nep?

Heel erg natuurlijk, al die neppe berichten. Of niet dan? Volgens de Mediamonitor van het Commissariaat voor de Media, die in juni werd gepubliceerd, maakt slechts 3 op de 10 Nederlanders zich zorgen over nepnieuws; aanzienlijk minder dan in bijvoorbeeld Duitsland, België en Denemarken. Wel speelt de afzender een grote rol: Nederlanders vertrouwen sociale media veel minder dan traditionele nieuwsmerken. Opvallend: vooral jongeren wantrouwen nieuws op sociale media (52% in de categorie 18-25). Ander onderzoek, van Counter Content, liet in april nog zien dat ruim de helft van de Nederlanders zich zorgen maakt over nepnieuws, en zelfs 60% van de millennials. Als de cijfers elkaar zo tegenspreken, hoe moet de enige echte waarheid dan ooit bovenkomen?

Data met een doel

Hoe schadelijk nepnieuws kan zijn, dat weten niet alleen grote merken maar ook non-profits. De verkeerde cijfers kunnen hun goede daden ernstig verstoren, zo merkt Hugo Rukavina, Systems & Information Manager bij StreetInvest, dat straatkinderen in Afrika en India helpt. ‘Bij een onderrapportage van het aantal straatkinderen in een bepaald gebied kunnen de autoriteiten het bestempelen als marginaal, en niet ingrijpen.’

Het omgekeerde gebeurt ook: soms overdrijven goede doelen slechte cijfers om donaties binnen te halen, en dat vindt Rukavina net zo kwalijk. ‘Alarmerende ramingen kunnen regeringen doen ingrijpen op basis van onbetrouwbare data. Dat schept onrealistische verwachtingen en vaak ook falen, maar zo’n regering kan dan laten zien dat ze in ieder geval iets geprobeerd hebben.’ Nepnieuws treft de kinderen hard, voegt hij toe. ‘Straatkinderen krijgen in sommige landen de schuld van sociale onrust en misdaad; een mooi excuus voor de politie om ze te arresteren en de misdaad als opgelost te noteren. Robuust onderzoek is nodig om de kinderen daartegen te beschermen.’

Dit artikel is overgenomen uit Clou magazine© nr 89, oktober 2018.

Auteur: Jan Roekens, Hoofdredacteur

Deze artikelen vind je vast ook interessant

Ook de laatste bytes ontvangen?