Opinieonderzoek wordt nogal eens geassocieerd met populisme, en omgekeerd. Moed en visie van politici strekken niet verder dan de eerstvolgende opiniepeiling, is dan de strekking. Of: peilingen zorgen voor een u-vraagt-wij-draaien-democratie. Is dat terecht? En wat moeten we eraan doen? Peter Kanne van Ipsos I&O schreef er een blog over.
Het is onmiskenbaar dat er van opiniepeilingen veel invloed uitgaat, zowel media als politieke partijen houden ze nauwlettend in de gaten en passen hun handelen erop aan. Maar bij wie ligt de verantwoordelijkheid? Bij die politici, de media of bij de peilers?
Een paar maanden geleden hoorde ik Ilja Leonard Pfeijffer spreken over zijn boek Alkibiades en de bedreigingen voor de democratie, niet alleen de Atheense, ook de hedendaagse. In enkele bijzinnen liet hij zich ook kritisch uit over het gebruik van peilingen: politici laten er hun oren te veel naar hangen. Na afloop kon de pil van bijna duizend pagina’s worden aangeschaft voor de lieve som van bijna vier tientjes, maar je kreeg er gratis een handtekening en een paar stichtelijke woorden van de grote schrijver bij. Dus ging ik in de rij staan. Toen ik aan de beurt was haalde ik, enigszins beschroomd, zijn woorden aan. ‘Als opiniepeiler voelde ik me aangesproken door wat jij zei, enigszins bezwaard zelfs.’ Dat was absoluut niet nodig. ‘Het ligt niet aan de opiniepeilingen’, sprak hij stellig, ‘het ligt aan de politici die die peilingen niet durven te negeren!’ En in mijn zojuist aangeschafte exemplaar schreef hij: ‘Voor Peter, versneller van emoties’. Waarmee mijn verwarring niet per se was weggenomen.
Verantwoordelijkheid nemen
Wij peilers moeten natuurlijk wél (ook) onze verantwoordelijkheid nemen. Wij proberen dat bij Ipsos I&O te doen door goed na te denken over hoe we kwesties voorleggen, zo onafhankelijk en uitgebalanceerd mogelijk. Maar dat is soms nog niet voldoende. Voorafgaand aan de Europese Parlementsverkiezingen deden we uitgebreid inhoudelijk onderzoek in opdracht van de Volkskrant, de vragenlijst stelden we op in nauw overleg met inhoudelijke experts van de krant. De journalisten wilden de diepere waarheid achter (soms) oppervlakkige opvattingen in beeld krijgen. Je hoorde de laatste tijd vaak dat ‘men’ wil dat Europa zelfvoorzienend is, maar realiseert ‘men’ zich dat dat best lastig is en producten op zijn minst duurder maakt? Wil men dan nog steeds dat we zelfvoorzienend zijn? ‘Men’ wil minder immigratie, maar begrijpt ‘men’ dat bestelde pakketjes dan wel eens later aan kunnen komen en er onvoldoende personeel zal zijn om paprika’s te plukken of onze bejaarde vaders en moeders te verzorgen? De Volkskrant wilde, kortom, geen gratis bier-uitkomsten, maar de diepere, gelaagde en genuanceerde waarheid.
Dilemma’s
Om aan dat verzoek te voldoen zetten we split-run-experimenten in. Zo’n 14 stellingen legden we steeds in verschillende varianten voor aan twee deelsteekproeven, beide representatief voor de bevolking. De dilemma’s vatten we in een enkelvoudige basisstelling (blauw in de figuur), en dezelfde stelling met een toevoeging (‘ook als dit betekent dat…’, rood in de figuur).
Het voorleggen van dilemma’s toont dat kiezers soms standvastig zijn (hoe dan ook sancties tegen Rusland) en soms van mening veranderen. De ene keer is dat logisch, omdat er een ‘ook als’ achter wordt geplakt die niet direct voor de hand ligt. De andere keer is die consequentie echter wel voor de hand liggend, zoals het gegeven dat meer investeren in defensie betekent dat dit geld niet geïnvesteerd wordt in iets anders. Er is geen gratis bier en er is geen gratis defensie.
Enkele opvallende uitkomsten:
- Kiezers zouden graag zien dat Rusland en Oekraïne vredesbesprekingen aangingen (77%), maar niet als Oekraïne dan het nu verloren land permanent kwijtraakt (dan staat nog maar 39% hier achter).
- Kiezers willen dat de EU minder afhankelijk wordt van andere landen bij de productie van voedsel (77%), maar als dat betekent dat voedsel duurder wordt of sommige producten niet meer te krijgen zijn daalt dit draagvlak naar 58%. Het draagvlak verandert nog meer, als niet de consument maar de natuur of economie er schade van ondervinden (dan staat nog maar 34% erachter).
- Driekwart (74%) wil dat de EU meer investeert in defensie, maar als dit ten koste zou gaan van geld voor andere zaken, zoals migratie, landbouw of klimaat, daalt dit naar de helft (50%).
- Bijna vier op tien (38%) vinden dat we het voor kennismigranten aantrekkelijk moeten houden om naar Nederland te komen, maar als we daaraan toevoegen: ‘door hen belastingvoordelen te bieden’, dan daalt de steun naar 14%.
Figuur 1: Dilemma’s over Europese integratie, defensie, migratie en landbouw. Getoond in de figuur: alleen % (helemaal) eens. Basis: allen (split-run: n = 1.104 en n = 1.101)
Twee inzichten
Het experiment biedt ons twee inzichten:
- Kiezers denken soms niet veel verder dan de betekenis van een enkelvoudige stelling. We kunnen er niet vanuit gaan dat kiezers zelf altijd de consequenties van iets zien. Het zou goed zijn als niet alleen politici, maar ook journalisten en stemhulpen zich hiervan bewust waren.
- In opinieonderzoek moeten we ons realiseren dat het voorleggen van een stelling niet altijd de gehele waarheid oplevert. Met het toevoegen van extra kennis moet weliswaar voorzichtig worden omgegaan, maar dit kan soms ook nodig zijn om een genuanceerdere waarheid in beeld te krijgen.
Meer voorkauwen
NRC-columniste Floor Rusman lijkt het te hebben begrepen. ‘Wat mij betreft wordt zo’n toevoeging de standaardpraktijk in opinieonderzoeken, stemwijzers en straatinterviews’, schrijft ze in haar column van zaterdag 8 juni: ‘Vraag mensen eens: ‘Wilt u een sterke leider, ook als dat betekent dat er minder naar u wordt geluisterd?’ En: ‘Wilt u dat het volk de beslissingen neemt, ook als dat betekent dat u elke dag na werktijd moet komen opdraven op de agora om te debatteren met de rest van het volk?’
Toch is dit niet de volledige oplossing. De toevoeging moet immers wel een onomstotelijk gevolg betreffen. Een ander voorbeeld van Rusman laat zien hoe lastig dit soms is. Ze roemt het Kieskompas dat deze stelling voorlegde: ‘Bedrijven die het milieu vervuilen moeten meer belasting gaan betalen, ook als ze daardoor mogelijk uit de Europese Unie vertrekken’. Maar of bedrijven de EU de rug toekeren als ze meer belasting moeten betalen, staat niet vast. Het is eerder een frame van politici die vervuilende bedrijven niet te veel in de weg willen zitten. Dus wil je beide weten: moeten bedrijven die vervuilen meer belast worden? Én: durf je het risico te nemen dat die bedrijven dan vertrekken?
Een andere moeilijkheid is: welke toevoeging kies je? Veel – zo niet de meeste – ‘basisstellingen’ zullen beleid verwoorden dat niet één of twee mogelijke gevolgen heeft, maar veel meer. De vraag zal altijd zijn, welke laat je zien en welke niet. Een zekere subjectiviteit is bijna niet te vermijden.
Het land van Rita
‘Dat voorkauwen lijkt me goed, want zo losgezongen van de context zegt een stelling weinig’, merkt Rusman terecht op. ‘Een kind dat een verlanglijstje indient, weet dat het keuzes moet maken. Het budget van zijn ouders is immers niet eindeloos.’
Hoe dit kan werken zagen we in een onderzoek dat ik in april 2008 (bij TNS Nipo) uitvoerde voor de Volkskrant. Een half jaar eerder, oktober 2007, hadden we de nieuwe partij van Rita Verdonk, Trots op Nederland (TON), op 29 Kamerzetels gepeild, ze leek dus net zo relevant te worden als de PVV nu. Als een rechtgeaarde populist beloofde ze dat het volk het beleid mocht bepalen. Rechtstreeks, via internet. In TON geïnteresseerde kiezers zouden in discussiefora met elkaar discussiëren over politieke onderwerpen en wat de uitkomst ook mocht zijn, het zou de uitkomst van Verdonk zijn. ‘Het land van Rita’ zette topjournalist Jan Tromp boven het stuk. We peilden de meningen over een breed scala van actuele onderwerpen en Jan en ik lachten hartelijk om de uitkomsten. Het leek inderdaad op het wensenlijstje van een stel verwende kinderen, zo ongelimiteerd en met elkaar in tegenstrijd waren ze. ‘Als Rita Verdonk haar beleid wil baseren op de meerderheidsstem, staat haar nog een aantal lastige dilemma’s te wachten’, zei ik in het stuk, ‘aangezien een aantal voorstellen zich slecht met elkaar laat verenigen. Wie met een pleidooi voor snelwegen van zes banen én extra geld tegen de luchtvervuiling naar de minister van Financiën stapt, kan niet op een warm onthaal rekenen.’
De dilemma’s van toen zijn een beetje anders dan de dilemma’s van nu, maar de noodzaak met opinieonderzoek de diepere, gelaagde en genuanceerde waarheid boven water te krijgen is niet veranderd. En misschien essentiëler dan ooit.
‘Dat hangt ervan af’
Gaan we opinieonderzoek nu altijd doen via de dilemma-methode? Nee. Het zal niet altijd kunnen en het zal niet altijd nodig zijn. De uitkomsten uit het land-van-Rita-onderzoek tonen dat een set uitgebreide stellingen (met linkse en rechtse oplossingen) die in samenhang met elkaar gepresenteerd ook al voor zichzelf spreken. Maar als een stelling een sterk ‘dat hangt ervan af’ gehalte heeft, is het wel degelijk aan te raden.
Auteur: Peter Kanne, opiniepeiler en senior onderzoeksadviseur bij Ipsos I&O