In opdracht van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) voerde Ipsos I&O in samenwerking met Panteia en kennisinstituut Movisie onlangs de eerste meting van de vernieuwde lhbtiqa+-monitor uit. In deze monitor wordt de leefsituatie van lhbtiqa+-personen in Nederland en de opvattingen over lhbtiqa+-personen in Nederland in kaart gebracht.
▼
In de monitor wordt de leefsituatie van lhbtiqa+-personen in Nederland beschreven en vergeleken met die van cis-hetero-personen (een cis-hetero persoon voelt zich thuis in het geboortegeslacht en valt enkel op het andere geslacht). Ook is gekeken naar opvattingen over lhbtiqa+-personen onder de Nederlandse bevolking.
Het is voor het eerst dat de groepen non-binaire personen, aseksuele personen, intersekse personen en queer personen zijn meegenomen in de monitor. Daarnaast wordt voor het eerst de leefsituatie van de groepen lhbtiqa+-personen van kleur en lhbtiqa+-personen met een beperking in beeld gebracht.
Verschillen in houding
Uit de monitor blijkt dat 86% van de Nederlanders positief is over homoseksualiteit (onder mannen en onder vrouwen) en 82% positief staat tegenover aseksuele personen. Bij intersekse-personen en transgenderpersonen gaat het om respectievelijk 72% en 71%, gevolgd door bi+-personen (66%) en non-binaire personen (53%). Het onderzoek laat duidelijke verschillen zien in de houding tegenover de verschillende groepen, waarbij het minst positief wordt geoordeeld over bi+-personen en non-binaire personen.
Vooroordelen
Voor het eerst is in kaart gebracht hoe de houding van de Nederlandse bevolking is tegenover alle lhbtiqa+-groepen. Dat de positieve houding tegenover een aantal van deze groepen relatief laag is, kan ermee te maken hebben dat deze groepen nog relatief onbekend zijn of dat er sprake is van negatieve vooroordelen.
Het valt op dat bij de opvattingen over homoseksualiteit in brede zin (homoseksuele mannen en lesbische vrouwen) de positieve trend van de afgelopen jaren zich doorzet. In voorgaande jaren blijkt uit SCP-onderzoeken dat die percentages lager waren. Ook bij de opvattingen over genderdiversiteit blijkt uit de monitor een positieve ontwikkeling ten opzichte van eerdere jaren. Tegelijkertijd is de groep die negatief staat tegenover genderdiversiteit (iets) gegroeid.
Discriminatie
Alle lhbtiqa+-groepen denken vaker dan cis-hetero-personen na over wat zij doen en laten in de openbare ruimte. Het gaat hier bijvoorbeeld om genderexpressie of affectie tonen aan een partner. Ook ervaren zij meer discriminatie dan cis-hetero-personen, zoals discriminerende opmerkingen en nageroepen worden. Daarnaast blijkt uit de monitor dat alle lhbtiqa+-groepen vaker een slechtere mentale gezondheid hebben dan cis-hetero-personen. Zo zeggen alle lhbtiqa+-groepen evenveel of meer dan cis-hetero-personen suïcidale gedachten te hebben gehad. Verder geven de groepen bi+, non-binaire, queer en aseksuele personen, transpersonen, lhbtiqa+-personen van kleur en lhbtiqa+-personen met een beperking aan het minst gelukkig te zijn.
Zorgen
Er zijn verschillende punten van zorg over de leefsituatie van lhbtiqa+-personen, zoals het gegeven dat lhbtiqa+-personen op hun hoede zijn voor uitingen van seksuele en genderdiversiteit in het openbaar en meer discriminatie en een slechtere mentale gezondheid ervaren. En er zijn punten van zorg over de houding tegenover verschillende lhbtiqa+-groepen, zoals het idee dat bi+, trans en non-binair modeverschijnselen zijn, en het gegeven dat veel Nederlanders geen relatie zouden willen met trans, non-binaire, bi+, aseksuele en intersekse-personen. Dat kan mogelijk komen doordat deze groepen minder lang bekend en zichtbaar zijn in de samenleving en de kennis over en de erkenning van deze groepen nog niet breed gedeeld wordt.